Blog: Orchha, Khajuraho, Varanasi en Darjeeling (en Elland Road)

Maandag 27 september 2010, 21:13

Na Agra trok ik naar Orchha, een dorpje nabij Jhansi, vol tempels, oude paleizen, graftomben en andere ruïnes. Toch is het niet overlopen door toeristen en (belangrijker!) ook de touts zijn bijna helemaal afwezig. Je kan dus rustig je eigen gang gaan, door vergeten ruïnes wandelen en verborgen gangetjes of 17de eeuwse muurschilderingen ontdekken in de paleizen. Ook voor plaatselijke jongeren is Orchha een favoriete picknickplek en de eenzame toerist (ik dus) wordt enthousiast uitgenodigd om een hapje mee te eten.

Het meest opzienbarende gebouw is waarschijnlijk de grootse Chaturbhuj Tempel, die boven het dorp uittorent. Je kan er via een smal donker trapje beklimmen totop een soort van galerij waar je een prachtig uitzicht hebt over het Orchha met al zijn paleizen en tempels. Helemaal zonder gevaar is het wel niet: het is er donker, de ondergrond is niet altijd even vast, leuningen zijn nergens te bekennen en de potentiële val is soms erg diep. Ik zie het zo gebeuren dat er binnen een jaar of twee iemand een zwaar ongeval voorheeft en dat de hele galerij afgesloten wordt voor het publiek. Dat zou echter erg jammer zijn, en niet alleen voor het slachtoffer, maar ook voor de toekomstige toeristen.

Vlak naast de Chaturbhuj tempel is er een andere tempel, in een heel andere stijl. De lichtgele Ram Raja tempel was oorspronkelijk een paleis. Toen er een aantal godenbeelden, bedoeld voor de Chaturbhuj tempel, werden opgeslagen, weigerden de beelden achteraf nog om verplaatst te worden, en dus veranderde men het paleis maar in een tempel. De Ram Raja tempel en het plein ervoor is het centrum van het dorpsleven. Het was de drukste en meest levendige tempel die ik in India bezocht heb. (Dat het de enige tempel was die ik in de avond heb bezocht, zal daar ook wel iets mee te maken hebben.)

Een beetje ten zuiden van de dorpskern, maar zeer de moeite, zijn de Chhatris, een groep van cenotafen (grafmonumenten voor personen wiens stoffelijk overschot ergens anders is). Lonely Planet vermeldde dat de Chhatris het meest pittoresk bij ondergaande zon. Toen ik er om twintig na vijf (een goed uur voor zonsondergang) aankwam, was de toegangspoort echter juist gesloten. Een kleine fooi voor de opzichter en de poort ging echter terug open. Lonely Planet had gelukkig gelijk: de monumenten kregen in de avondzon een geelrode kleur, prachtig in contrast met het overvloedige groene monsoongras, dat zelfs bovenop de Chhatris zelf groeit.

Orchha: Chhatris

Vanuit Jhansi nam ik dan de nachttrein naar Khajuraho, opnieuw een klein dorpje, maar in tegenstelling tot Orchha wel erg toeristisch, dankzij de vele tempels (Hindu en Jain) en vooral de erotische beeldhouwwerken die de tempels decoreren. De tempels werden gebouwd rond 1000 na Christus, geraakten later in de vergetelheid en ingesloten door bossen (wat hen waarschijnlijk redde van vernieling toen preutse moslims India kwamen overheersen) en werden uiteindelijk herontdekt door de Britten in 1838. Van de oorspronkelijk 85 tempels blijven er 25 over, verdeeld in een westelijke, een oostelijke en een zuidelijke groep. De westelijke groep is de meest interessante en de enige waar er inkom betaald moet worden. Ook de gids kost hier bijzonder veel (600 rupies), maar als individuele toerist is het gelukkig niet moeilijk om enkele andere reizigers te vinden om samen een gids te nemen en de kost te delen. En een gids is hier echt wel waardevol, om de meest interessante (lees: expliciet-seksuele) beelden aan te duiden (die vaak niet meteen opvallen tussen de andere niet-erotische beelden) en uit te leggen. Waarom uitgerekend tempels werden gedecoreerd met seksuele standjes en dergelijke, is niet helemaal duidelijk. Een veel gehoorde verklaring is dat je alle erotische verlangens moet van je afschudden, voor je in de tempel tot god kunt komen.

Khajuraho

Helaas was tijdens mijn dag in Khajuraho bijzonder heet, wat het rondwandelen tussen de tempels nogal onaangenaam maakte. Tot overmaat van ramp had ik mijn zonnecrème samen met de rest van mijn bagage 's ochtends in het station opgeslagen, uitgerekend op de meest zonnige dag van heel mijn reis. In de namiddag zat er niets anders op dan de koelte van een restaurant op te zoeken, in plaats van verder Khajuraho te verkennen.

In de avond nam ik dan de trein van Khajuraho naar Mahoba, om daar te wachten op de trein naar Varanasi, die vierenhalf uur later zou moeten gekomen zijn, maar uiteindelijk nog anderhalf uur vertraging had. Er zijn enkele rechtstreekse treinen van Khajuraho naar Varanasi per week, maar niet op de juiste dag voor mij, dus moest ik wel via Mahoba. Ik hoopte er een goed restaurant te vinden om er de avond te vullen, maar buiten enkele eetkraampjes op het stationsplein was er niets te vinden. Wat betreft eten geen probleem: thali aan 25 rupies! Maar dan moest ik dus nog urenlang wachten in het station. Dat is in India gebruikelijk is, de perrons liggen 's nachts altijd vol met slapende mensen, wachtend op hun trien. Voor de upper class reizigers was er een kleine wachtzaal, die die avond gevuld was door een groep jongeren van het National Cadet Corps, op weg naar hun kamp. Ik was het middelpunt van hun belangstelling, al liep de communicatie wel wat moeilijk door hun gebrekkig Engels. In het begin was de kennismaking interessant, maar een van de (mannelijke) kadetten begon na een tijdje schijnbaar met me te flirten, en toen werd het me toch een beetje ongemakkelijk. Maar uiteindelijk kon ik me toch een beetje loswerken uit de spotlights om wat rust te krijgen...

De volgende middag kwam ik aan in Varanasi, ook gekend als Benares. Ik had waarschuwingen gelezen over agressieve rickshawbestuurders die je enkel naar de hotels brengen waar zij een commissie krijgen. Aldus had ik een hotel uit de Lonely Planet gepikt en aanvankelijk geen andere suggesties van mijn rickshawrijder toegelaten. Maar toen het hotel dat ik uitgekozen had, volzet bleek te zijn, viel mijn verdediging een beetje in deugen. Dus uiteindelijk belandde ik toch in een hotel dat mijn rickshawman uitgekozen had: Sandhya Guest House. Dat hotel stond zogezegd "ook in Lonely Planet", wat niet klopte, er stond enkel een hotel met een gelijkaardige naam in. De kamer was echter degelijk genoeg, redelijk van prijs en het was maar voor één nacht. De service was wel behoorlijk gebrekkig. De volgende ochtend was de tour in de Gangesboot van het hotel al weg voor de aangekondigde vertrektijd. En toen ik geld wilde wisselen, haalde men er een dubieuze man bij die maar half de gevraagde som in rupies bij zich had en de rest "een uurtje later wel zou brengen". En dan was hij nog beledigd toen ik zei dat ik hem er niet op vertrouwde. Maar dat alles was meer hun probleem dan mijn probleem. Het geld heb ik elders gewisseld. En een boot heb ik zelf gevonden. Ik heb kunnen afdingen van 400 tot 100 rupies voor een uur (wel, 52 minuten) in een privéboot, wat eigenlijk nog te duur is, maar toch niet schandalig veel. De hotelprijs was 150 rupies voor twee uren in een boot gedeeld met andere gasten. Later kreeg ik nog een aanbod van 100 rupies voor een uur in een gedeelde boot, en daar zou moeilijk op afgedongen kunnen hebben, want iedereen wilt natuurlijk dezelfde prijs betalen. Dus zo'n slechte zaak heb ik niet gedaan.

De Ganges is natuurlijk de heiligste rivier voor Hindu's en Varanasi is de heiligste stad aan de heiligste rivier. Indiërs komen van heinde en ver om in de Ganges te baden, kleren en schotels te wassen en de assen van gecremeerde doden uit te strooien. Sommige doden, zoals jonge kinderen, zwangere vrouwen, worden reeds als puur beschouwd zonder crematie, en worden dus zo in de rivier geworpen, enkel gewikkeld in wat doeken en aan een zware steen vastgebonden. Dat is tenminste de officiële versie. In de praktijk ondergaan ook veel gewone doden dit lot, wanneer de familie het dure crematieritueel (waarbij onder andere waardevolle houtsoorten gebruikt worden) niet kan betalen. Voor de westerse toerist is het vreemd dat een wasbeurt in een zwaar vervuilde rivier met lijken als reinigend wordt beschouwd, maar dit is India!

Varanasi is een stad met een zeer uniek karakter, erg verschillend van alle andere Indische steden. De hele stad bevind zich op de linkeroever van de Ganges, die dus niet geografisch maar zeker wel figuurlijk het hart is van de stad. En dat al millennia lang. De hele oever, tot diep de stad in, is dus volgebouwd met oude huizen waartussen een wirwar van smalle steegjes loopt, waarin geen auto past. Al het verkeer loopt dus een eind verder weg van de Ganges, en langs de Ganges heb je een soort grote voetgangerszone, afgezien dan van de brommers die met regelmaat de hele alley bowlingsgewijs omverkegelen. Maar toch, het is bijzonder aangenaam om op goed geluk de steegjes af te lopen, langs winkeltjes, restaurantjes, hotelletjes, tempels, om af en toe dan plotseling op de Ganges uit te komen. Die plaatsen, waar trappen omlaag gaan tot aan de Ganges, worden ghats genoemd. Wanneer het water laag staat, is het mogelijk om langs de Ganges van de ene ghat naar de volgende te wandelen. Ik was echter in Varanasi tijdens het monsoonseizoen, dus het waterpeil was hoog, zodat ik steeds terug de doolhof van kleine steegjes in moest om de volgende ghat op te zoeken. Met de boot kan je natuurlijk wel direct van de ene ghat naar de andere. Een boottocht is ook bijzonder de moeite, met name bij zonsopkomst wanneer het zonlicht over de rivier op de druk bezochte ghats en de rest van de stad schijnt. Maar je kan niet altijd de boot nemen, dus is het verloren lopen in de steegjes onvermijdelijk. Gelukkig is Varanasi een van die zeldzame steden waar je met plezier verloren loopt en je al lukraak ronddolend steeds nieuwe boeiende plekjes ontdekt. In die zin zou je Varanasi zelfs kunnen vergelijken met Venetië, maar dan zonder kanalen, véél vuiler, en met de eerder genoemde brommers die je van je sokken rijden...

Zo was ik 's avonds aan het ronddolen in Varanasi, toen ik zonder het te weten op Manikarnika Ghat uitkwam, een van de burning ghats. Een burning ghat is, zoals je wel kunt raden, een ghat waar crematies plaatsvinden, continu de hele dag door. Er zijn slechts twee burning ghats, waarvan Manikarnika de belangrijkste is. Fotografie in de burning ghats is streng verboden, wat wel te begrijpen valt. Voor de nieuwsgierigen heb ik op internet wel een boeiend fotoverslag gevonden van iemand die uitzonderlijk toestemming had gekregen om in Manikarnika Ghat foto's te nemen. Maar de burning ghats in het echt zien, dat is natuurlijk nog wat anders dan de foto's. Want het beeld op zich is al indrukwekkend (in het bijzonder als je er, zoals ik, 's nachts komt, wanneer alles wordt verlicht door de brandende crematievuren), maar het besef dat er onder je eigen ogen mensen in de meest heilige omstandigheden begraven worden, de gewichtigheid daarvan, maakt het alles nog zoveel aangrijpender. Ik ben niet snel emotioneel, maar op de crematies en gerelateerde rituelen in Manikarnika Ghat kijkend, was ik wel verroerd. De man die mij alles uitlegde, vroeg achteraf om een donatie voor de kost van het brandhout (oprecht neem ik aan, want Lonely Planet vermeldt dat dit gebruikelijk is) in ruil voor de zegen en de gebeden van een oude weduwe. Onder de indruk zijnde gaf ik de oude vrouw met afstand de grootste gift van mijn verblijf in India. De man was echter bijzonder geïnteresseerd in hoeveel ik gegeven had, en vervolgens schijnbaar geschandaliseerd dat het niet genoeg was. Ik neem aan dat hij echter exact hetzelfde reageert, ongeacht hoeveel geld je juist heb weggeschonken. De beste benadering is waarschijnlijk het geld aan de vrouw te geven en resoluut zeggen dat het zijn zaak niet is hoe groot het bedrag is. Want bij mij kwam hij dan plots nog met een tweede weduwe die dan ook nog een gift zou moeten krijgen... Het is erg jammer dat bezoekers, aangegrepen door de burning ghats, op deze manier in ongemakkelijke situaties worden geplaatst, door hen erg botweg te zeggen dat ze meer geld moeten weggeven. Maar die slechte indruk wordt snel overheerst en weggedrongen door de rest van de overweldigende Manikarnika Ghat-ervaring.

De andere burning ghat is Harishchandra Ghat. Hier begraven worden is iets minder prestigieus dan in Manikarnika, maar ook hier vinden constant crematies plaats. Bizar genoeg vinden hier 's avonds ook concerten plaats (Indische sitar-muziek toen ik er was) op een drijvend podium in de Ganges, met het publiek op de trappen van de ghat zittend en de crematies er vlak naast onverminderd aan de gang! Regelmatig kwamen er dus mannen met brandhout door het publiek wandelen en als de wind wat aanwakkerde kwam de rook van de crematievuren zelfs door de toeschouwers waaien. Op een gegeven moment kwam men ook een in doeken gewikkeld lijk in de Ganges onderdompelen (een ritueel dat aan de crematie voorafgaat) direct tussen het publiek en het podium! Het meest bizarre is, dat niemand de situatie in het minst bizar leek te vinden. De families van de overledenen stoorden zich niet aan een begrafenis in het midden van een populair optreden. En noch de muzikanten, noch het publiek keken ervan op dat ze zich in het midden van een diep-religieuze begrafenis bevonden. Onvoorstelbaar in het Westen, maar nogmaals: dit is India!

Vanuit Varanasi trok ik nog naar Darjeeling om er de twee laatste dagen van mijn vakantie te spenderen, en zo ook nog van de Himalaya's te proeven. Ik had bijna mijn trein gemist in Varanasi. Die vertrok van het Mughal Sarai station, 12 km buiten de stad. Ik was op die afstand afgegaan, maar het duurde al drie kwartier voor mijn auto-rickshaw uit het vast zittende verkeer van Varanasi centrum geraakte en de brug over de Ganges bereikte, die het begin is van de weg naar Mughal Sarai. Maar de trein zelf had naar Indische gewoonte een uur vertraging, dus mijn haast was uiteindelijk niet nodig. Die trein bracht me tot New Jalpaiguri, vanwaar ik de historische Darjeeling Himalayan Railway dacht te nemen. Die trein wordt vaak de toy train of speelgoedtrein genoemd, omdat ze op uitzonderlijk nauwe rails rijdt. Het treinspoor werd gebouwd tussen 1879 en 1881 en is een opmerkelijk feat of engineering, want de klim vanaf 100m hoogte in New Jalpaiguri tot 2200 meter hoog in Darjeeling is niet meteen de gemakkelijkste weg om een treinspoor aan te leggen. De Darjeeling Himalayan Railway is daarom, samen met enkele andere bergtreinen, als UNESCO werelderfgoed geklasseerd. Maar helaas was mijn trein afgelast, omdat de monsoonregens enkele aardverschuivingen hadden veroorzaakt die de sporen geblokkeerd hadden. Een joy ride in de toy train, een korte heen-en-weerrit vanuit Darjeeling, was nog wel mogelijk, maar dat heb ik uiteindelijk niet gedaan, want in Darjeeling kreeg ik last van diarree. Goed drie weken lang had ik geen noemenswaardige problemen met mijn maag, ook al at ik zonder schroom van het gekruide Indische eten, zelfs van straatverkopers. Maar uiteindelijk werd het mijn maag dan toch teveel. De plotse klimaatsverandering naar het koele en hoog gelegen Darjeeling, en de vermoeidheid als gevolg mijn drukke reisprogramma, met verschillende overnachtingen in de trein, zullen er ook wel toe bijgedragen hebben. Misschien was Darjeeling wel de ene bestemming in mijn programma die er teveel aan was, ook omdat ik nauwelijks bergen gezien heb, want Darjeeling was in een bijna permanente mist gewikkeld. In beter weer moet het nochtans een zeer mooie en aangename plek zijn. De stad is op steile berghellingen gebouwd, dus van druk verkeer is er geen sprake: bij aankomst moet je voor de verandering bagagedragers van je afschudden, in plaats van rickshaw-rijders.

Door mijn ziekte eindigde mijn rondreis door India dus een klein beetje in mineur. Maar alles beschouwend heb ik toch op een relatief korte tijd enorm veel gezien en bijzonder veel ervaringen opgedaan. Ik heb geen noemenswaardige problemen gehad als solo reiziger (wat dat betreft ben ik met het juiste geslacht geboren). Alleen zijn heeft ook zijn voordelen: het is gemakkelijker contact te leggen met Indiërs of andere toeristen, en zonder mijn onafhankelijkheid had ik er waarschijnlijk niet zo'n gevuld programma op kunnen nahouden. India is zeker overweldigend, maar met wat gezond verstand geraak je overal wel uit, en onveilig heb ik mij nooit gevoeld. Als naïeve toerist zal je wel regelmatig te veel betalen, maar omdat alles zo goedkoop is, voel je dat niet echt. Taalproblemen had ik iets meer dan verwacht. Ik dacht dat de meeste mensen wel redelijk Engels zouden spreken, maar dat viel tegen. Iedereen spreekt de regionale taal (Bengali, Telugu, Tamil, Urdu, Punjabi...) in een plaatselijk dialect en voor onderlinge communicatie gebruikt men Hindi. En pas daarna komt Engels, een taal die dus enkel gebruikt wordt in de toeristische sector en in meer intellectuele of elitaire milieus. En dan is het nog een heel verwarrend soort Engels. Ten eerst is het Indische accent, dat vaak bijzonder moeilijk te verstaan is. En dan heeft men nog de hoogmoed om Amerikaanse films in het Engels te ondertitel, alsof nota bene het Amerikaanse accent een marginaal, ongeciviliseerd dialect zou zijn, in tegenstelling tot de beschaafde Indische manier van spreken. Ten tweede is er het vaak bizarre vocabularium, alsof Joey aan het werk is geweest met een thesaurus, of nog beter: zoals Niel die een brief schrijft aan zijn bankdirecteur: "may the seed of your loins be fruitful in the belly of your woman". Om maar te zwijgen van de aankondigingen in de luchthavens, waar men beleefd probeert te zijn door voor elk werkwoord "kindly" te zeggen: "May I kindly have your kind attention: Mister Narain Karthikeyan is kindly requested to kindly proceed with urgency to gate 12, where his airplane is about to kindly depart." En dan zijn er nog de meest absurde spellingsfouten, onmogelijk om onopzettelijk te maken, zoals "newspapers's (sic) complimentary copy". Zelfs de naam van hotels op hun eigen uithangborden is soms verkeerd gespeld! Je zou nog kunnen denken dat dit kan liggen aan het feit dat de woorden werden gezet door mensen die het Engels en het Latijnse alfabet niet goed machtig zijn. Maar volgens Wikipedia is het Woordenboek der Nederlandse Taal uitgerekend in India overgetikt voor de cd-rom versie, door mensen die het Nederlands niet machtig zijn, omdat zij extra aandachtig zouden zijn en minder typfouten zouden maken dan Nederlandstaligen! Enfin. Het Engels van de Indiërs mag dan wel minder goed zijn dan ik gehoopt had, maar het levert nooit grote problemen op. Zolang je in min of meer toeristische plaatsen blijft, is iemand die toch een beetje Engels spreekt altijd snel gevonden.

Ondertussen ben ik al twee weken terug in Leeds. Het is goed nog eens rustig thuis te zijn na het vele reizen. Al stond er afgelopen zaterdag opnieuw opwinding op het programma: Leeds United tegen Sheffield United, de grote Yorkshire derby in de Championship (de tweede klasse in Engeland). Met 33622 toeschouwers was het legendarische Elland Road stadium bijna tot capaciteit gevuld. De wedstrijd viel lange tijd tegen, met als enig hoogtepunt in de eerste helft een scherpe kopbal van Bradley Johnson, gestopt door een uitstekende reflex van de Sheffield-keeper. In de blessuretijd van de eerste helft was er nog even grote opschudding toen de scheidsrechter zijn grensrechter verkeerd begreep en een penalty leek te geven voor Leeds, maar de grensrechter had (terecht) een handbal in de andere richting gezien. Leeds was baas in de eerste helft, maar kreeg het moeilijker in de tweede helft. Ondertussen was er zowaar een Belgische speler op het veld verschenen: Richie De Laet. De Laet is onder contract by Manchester United, waar hij vorig jaar de ietwat zure titel "reservespeler van het jaar" kreeg. Nu is hij tijdelijk geleend door Sheffield United, om hun met blessures kampende verdediging te versterken. Dat leek goed te lukken, tot de 83ste minuut. Toen was het, ietwat tegen de gang van het spel in, dan toch prijs voor Leeds. Een lange bal vanuit de verdediging van Leeds werd gemist door een Sheffield-verdediger, zodat Robert Snodgrass plots losgebroken was op de rechterflank. Hij leek even te lang te wachten en zich vast te werken aan de achterlijn, maar kreeg dan toch nog de bal voorbij De Laat tot bij Johnson, die nog niet was opgemerkt door de panikerende Sheffield-defensie en die de bal maar in goal te tikken had. Feest! Die goal deed een teleurstellende wedstrijd plots exploderen. Leeds kroop nog door het oog van de naald toen Sheffield-speler Ertl's kopbal tegen de onderkant van de lat belandde. Er waren ook nog twee rode kaarten. Leeds-speler Snodgrass, nochtans pas na een uur ingevallen, kreeg een tweede gele kaart. Dat was ietwat ongelukkig; de eerste was voor het te vroeg inlopen op een onbenullige vrije trap van Sheffield en de tweede voor een onbedoelde obstructiefout waarbij hij geen andere kant uit kon. Vervolgens kreeg Sheffield-speler Ward nog direct rood. Vanuit het stadium begreep ik niet waarom, want Ward leek zelf de bal te hebben en Leeds-speler Kilkenny leek te tacklen. Natrappen was dus mijn eerste vermoeden. Maar op de televisiebeelden achteraf bleek dat Kilkenny eerst bij de bal was, waarna Ward wild en roekeloos zijn voet over de bal zette richting het been van Kilkenny. Gelukkig raakte hij het been maar met een schampschot, maar de rode kaart is begrijpelijk, want had hij Kilkenny's been vol geraakt, dat had het goed gebroken kunnen zijn.

Leeds United staat nu vijfde in de Championship, op slechts twee punten van de tweede plaats. Maar het is nog vroeg in het seizoen, en de competitie is sterk. Het zou nog wel enkele jaren kunnen duren om het team verder op tot bouwen tot Premiership-niveau. Maar hopelijk kunnen we dit jaar opnieuw stunten in de FA Cup, zoals vorig jaar, toen Leeds United aartsrivaal Manchester United uitschakelde.

Icons from Flaticon.