Blog: Langs de Colorado rivier, van Grand Junction naar de Grand Canyon

Maandag 2 mei 2011, 11:58

Na een goede week in San Francisco had ik op woensdag 30 maart een vlucht naar Grand Junction, via Phoenix. Die vertrok al om 6 uur 's ochtends, dus het was met een niet al te fris hoofd dat ik die ochtend opstond. Een norse, onvriendelijke luchthavenshuttle-chauffeur hielp ook al niet om mij beter te stemmen. Maar eens in de lucht werd ik beloond voor het vroege opstaan met prachtige blikken op de Baai in het eerste ochtendlicht, een zonsopkomst over de Californische vlakten, en de bergen van de Sonorawoestijn met lange schaduwen van de laagstaande zon. En bij de landing in Phoenix zat ik aan de juiste kant om niet alleen downtown Phoenix te zien, maar ook een ander vliegtuig perfect synchroon met ons te zien landen op de parallelbaan.

Phoenix Sky Harbor is een van de drukste luchthavens van de Verenigde Staten, drukker zelfs dan San Francisco. Ik nam er een tweede, kleiner vliegtuig naar Grand Junction, in het westen van Colorado. Grand Junction is een vrij kleine stad (58.000 inwoners) die op zichzelf niet veel charme heeft: "downtown" is één straat, zoals alle andere straten maar met iets meer winkels, en die straat lag dan nog helemaal open voor wegenwerken. Wel vond ik er een uitstekende outdoor-winkel (Summit Canyon), waar ik een paar Microspikes vond voor slechts $58 (exclusief 7,5% tax; dat is ook wennen dat de belastingen nooit zijn inbegrepen in de geadverteerde prijzen) en ik kocht er ook een nieuw Zwitsers zakmesje. Ik had er een bij, maar in San Francisco was ik vergeten om het zakmes uit mijn rugzak te nemen en in mijn valies te steken. In luchthaven, in de wachtrij voor de scanner, dacht ik er gelukkig nog aan, en heb ik het mes maar snel in de vuilbak gegooid, God weet wat de Amerikaanse veiligheidsagenten mijn anders aangedaan zouden hebben!

Anyway, Grand Junction heeft dus niet veel charme op zichzelf, maar is wel zeer interessant gelegen op de oevers van de Coloradorivier. Vanuit de stad zie je om je heen in het noorden de Book Cliffs, in het oosten de Grand Mesa en in het zuidwesten het Colorado National Monument. Grand Junction is een uitvalsbasis voor zowel de Rocky Mountains in het oosten, als voor het Colorado Plateau naar het westen toe, en die kant ging ik op.

Misschien is een kleine geografieles hier wel op z'n plaats. De Verenigde Staten zijn grofweg 3500 km breed, van oost naar west. De oostelijke 2000 km zijn erg vlak: de Appalachen doen nog even moeite om omhoog te steken (tot 2000m), maar vervolgens heb je de eindeloze Mississippivlakte, die zich over bijna een derde van de VS uitstrekt. Op zo'n 1000-1500 km van de westkust, in de staten Idaho, Montana, Wyoming, Colorado en New Mexico, kom je dan de Rocky Mountains tegen, met als hoogste punt Mount Elbert (4401m), de op één na hoogste berg van de VS. Langs de westkust (Washington, Oregon, California) heb je dan nog een tweede reeks bergketens, de Pacific Coast Ranges, waar Mount Whitney met 4421m nog net iets boven de Rocky Mountains uitsteekt. Tussenin de Rocky Mountains en de Pacific Coast Ranges heb je dan nog de staten Nevada, Utah en Arizona. Nevada ligt bijna helemaal in het Grote Bekken (Great Basin), het grootste binnenlandse drainagebekken van Noord-Amerika. Het Grote Bekken bevat ook het westen van Utah, met onder andere het Great Salt Lake en de Bonneville zoutvlakten. Oostelijk Utah en het grootste deel van Arizona worden dan weer ingenomen door het Coloradoplateau, een hoogvlakte waarin de Coloradorivier en haar zijrivieren diepe kloven hebben gesneden.

Geografie van de South-West USA

De Coloradorivier ontspringt in de staat Colorado in de Rocky Mountains, vloeit in Arizona door de Grand Canyon, en mondt uit in Mexico in de Baai van California, al wordt er tegenwoordig zoveel water afgetapt voor irrigatie en consumptie dat de monding meestal droog ligt. Onderweg is de rivier verschillende keren afgedamd voor het maken van stuwmeren; het grootst zijn Lake Powell (afgedamd door de Glen Canyon Dam) en Lake Mead (met de Hoover Dam). Typisch voor het Coloradoplateau zijn de veelal roodkleurige gesteenten, afwisselend in hardere en zachtere lagen. De hardere lagen zijn erg resistent tegen erosie, maar eens de hardere steen toch ergens gebroken wordt, dan verdwijnt de zachtere laag eronder ook snel, tot aan de volgende harde laag. Dit zorgt overal voor spectaculaire mesa's (tafelbergen) en trapsgewijze kliffen, met als duidelijkste voorbeelden het Canyonlands National Park en de Grand Canyon. Maar erosie heeft nog veel andere kunstwerken geschapen in de regio: diep ingesneden meanders, rotsbruggen en -bogen, buttes en monolieten...

Het Coloradoplateau wordt al eeuwenlang bewoond door indianen, zoals de Ute (vanwaar de naam van de staat Utah), de Hopi en de Navajo. Met name de Navajo-indianen hebben nu nog een groot reservaat, met meer dan twee keer de oppervlakte van België, maar hun levensstijl lijkt heel erg gemoderniseerd, veramerikaniseerd. De nieuwe Amerikanen beschouwden het gebied lange tijd als volkomen ontoegankelijk, totdat een expeditie onder leiding van John Wesley Powell in 1869 voor het eerst de Coloradorivier afvoer en in kaart bracht. Sindsdien is de regio veel toegankelijker geworden, maar de natuur blijft er toch de menselijke invloed overheersen, en je vindt hier de grootste concentratie van Nationale Parken van de hele VS.

Het eerste deel van mijn roadtrip zou grofweg de loop van de Coloradorivier volgen, van Grand Junction stroomafwaarts tot aan de Hoover Dam. Dag 1 moest mij voeren van Grand Junction naar Moab, in Utah. Tussenin ligt het Colorado National Monument, een natuurgebied met spectaculaire canyons en monolieten, met als bekendste locatie het Independence Monument, een 137 meter hoge monoliet die een populaire uitdaging vormt voor rotsbeklimmers sinds John Otto op 4 juli 1911 de top bereikte en er de Amerikaanse vlag plaatste. Toen ik er was, waren er ook twee personen de hoogste stukken van de monoliet aan het beklimmen; je kon hen nauwelijks zien, nietige figuren, zich vastklampend aan de enorme rots, die onder hun voeten meer dan 100 meter vertikaal naar beneden viel. Stevige cojones moet je hebben om je daaraan te wagen! Zelfs vanop vaste grond kijkend, viel mijn mond al open.

Rotsbeklimmers op het Independence Monument
Rotsbeklimmers op het Independence Monument

Vanuit het Colorado National Monument heb je twee routes naar Moab. Je kan de Interstate 50 volgen totaan Highway 191, of je kan de Interstate al eerder verlaten en Highway 128 nemen, een scenische route door die de kronkels van de Coloradorivier volgt. Ik koos vanzelfsprekend voor de tweede optie, doch zonder veel verwachtingen wat betreft het scenische van de route. Was me dat een positieve verrassing! Had de route aan het einde van mijn roadtrip gelegen, was ik er misschien door gewenning minder lyrisch over geweest, maar nu kwam ik ogen te kort om te genieten van het landschap. Highway 128 volgt de Coloradorivier door verschillende kloven; geen bijzonder nauwe kloven en ook lang niet zo groot als de Grand Canyon, maar toch zeer indrukwekkend om erdoor te rijden, zeker in het avondlicht dat de zandsteenkliffen een mooie rode kleur gaf.

Moab is de uitvalsbasis voor twee Nationale Parken: Canyonlands en Arches. En die had ik allebei op één lange dag 2 ingepland.

Canyonlands is een bijzonder uitgestrekt park. Midden in het park mondt de Green River uit in de Coloradorivier. De twee rivieren, en de canyons die ze in het landschap gesneden hebben, verdelen het park in drie districten, die op geen enkele manier met elkaar in verbinding staan. Island in the Sky is het populairste distict, vanwege de goede bereikbaarheid vanuit Moab. Dit was dan ook het deel van het park dat ik verkend heb. Zoals de naam Island in the Sky al suggereert, bevind je je hier op een plateau, hoog boven de brede, trapsgewijze canyons van de Coloradorivier en de Green River. Naast Island in the Sky heb je ook nog het Needles district en The Maze, die meer afgelegen zijn. In de buurt van de Maze speelde 127 Hours zich trouwens af.

Het was mijn plan om met zonsopkomst bij de Mesa Arch te zijn, omdat die rotsboog blijkbaar het mooist was "at sunrise". Dat liep echter bijna verkeerd: in het donker miste ik de afslag naar Canyonlands, en pas 10 mijl verder werd het mij duidelijk dat er iets niet kon kloppen. Daarmee miste ik de echte zonsopkomst, maar ik was nog wel op tijd aan de Mesa Arch om de laagstaande zon de onderkant van de boog te zien belichten, een uitzonderlijk mooi zicht. Dat vonden ook een twintigtal fotografen, die ook vroeg waren opgestaan om het fenomeen te vatten met hun professionele camera's. Bijgevolg speelde er zich een soort van stoelendans af van fotografen die elkaar constant verzochten om uit het eigen beeld te gaan staan. Eens de zon wat hoger was geklommen, en de fotografen zich verspreid hadden, werd het echter bijzonder kalm in het park. De volgende uren kwam ik nauwelijks nog een levende ziel tegen. Pas in de late voormiddag bij Upheaval Dome, een krater waarvan niemand goed weet hoe hij juist ontstaan is, was het terug iets drukker met toeristen.

Mesa Arch
Mesa Arch bij zonsopkomst

In de namiddag trok ik dan naar Arches National Park. Hier vind je niet alleen de vele rotsbogen waar de naam van het park op alludeert (meer dan 2000 bogen, klein en groot, zijn gecatalogeerd, al zie je er op een typisch bezoek aan het park maar enkele tientallen), je vind er ook prachtig gekleurde landschappen en bizarre rotsformaties in het algemeen, met steeds de besneeuwde toppen van de La Sal Mountains op de achtergrond. Arches is minder uitgestrekt dan Canyonlands en biedt niet dezelfde eindeloze recreatiemogelijkheden. Als je tien dagen in de buurt bent, dan wil je waarschijnlijk zo'n acht dagen in Canyonlands spenderen en slechts twee dagen in Arches. Maar als je zoals ik slechts één dag in Moab bent, dan wil je die misschien wel helemaal in Arches spenderen, en Canyonlands overslaan. Voor Canyonlands had ik immers aan een halve dag genoeg om een redelijke indruk te krijgen, maar in Arches was een halve dag echt wel te kort. Ik heb toch nog een redelijke tour van de hoogtepunten kunnen doen: Park Avenue Viewpoint, Balanced Rock, Double Arch, de Windows, Sand Dune Arch, Landscape Arch, en als afsluiter Delicate Arch bij zonsondergang. Waar Mesa Arch de beroemdste sunrise fotospot van de regio is, is Delicate Arch de sunset fotospot bij uitstek. Opnieuw waren er dus tientallen fotografen present, nu zelfs meer dan bij Mesa Arch in de ochtend, maar alles verliep wel ordelijker, want iedereen zette zich braaf in een soort natuurlijke tribune, uit elkaars beeld. De ondergaande zon gaf de delicate boog een prachtige lange schaduw op de oranje rots. Toen verdween de zon, en maakte het publiek zich uit de voeten, om de afdaling naar de parking niet in het donker te moeten doen. Ik had echter de tip gekregen om een headtorch mee te nemen en langer bij Delicate Arch te blijven plakken, om de boog te zien onder de veelkleurige hemel van de avondschemering. De lucht was echter zó wolkenloos dat het kleurenpallet van de schemering erg beperkt bleef, maar ik kon toch nog een paar foto's nemen die de vroeger vertrokken fotografen ongetwijfeld jaloers zouden maken. Vervolgens wandelde ik onder ontelbaar vele sterren terug naar beneden, en begaf me richting hostel, om na 14 volle uren rondtrekken van een goede nachtrust te genieten.

Delicate Arch
Delicate Arch bij zonsondergang

Op dag 3 had ik meer dan 600 km af te leggen, van Moab naar Cameron, Arizona, met tussenin ook nog een bezoek aan het Natural Bridges National Monument. Daar hebben de rivieren, diep in de White Canyon en de Armstrong Canyon, drie imposante bruggen uit de rots gesneden: Sipapu Bridge (de hoogste met 67m, en ook de langste met 82m), Kachina Bridge (de dikste met 28m) en Owachomo Bridge (nog geen 3m dik en dus veruit de dunste). Vanaf de weg bovenop het plateau heb je uitzichtspunten voor elk van de drie bruggen, maar om ze echt goed te zien moet je de canyon inwandelen. Een avontuurlijke loop trail van 14 km leidt langs alledrie de bruggen, en is de enige manier om de pracht van Natural Bridges werkelijk te ervaren. Het is met name opzienbarend hoe het plateau en de canyon echt totaal verschillende werelden zijn.

De verdere weg richting Cameron leidde me nog langs een aantal boeiende plaatsen. Zo heb je op Route 261 de Moki Dugway. Hier valt het anders vrij stabiele plateau plots meer dan 300 meter vertikaal naar beneden, tot in de Valley of the Gods. De vlot rijdende highway houdt er dan ook plots op, om te veranderen in een spectaculaire onverharde weg, die, op de rand van de kliffen balancerend, met scherpe bochten naar beneden kronkelt. Bovenop de kliffen heb je nog een bekend uitzichtspunt, Muley Point, waar je uitkijkt over de Valley of the Gods, de ingesneden meanders van de San Juan rivier, en in de verte zie je ook de buttes van Monument Valley. Een ander bekend uitzicht is het Goosenecks State Park, in de vallei, vlak boven die ingesneden meanders van de San Juan, waar de rivier met haarspeldbochten tot drie keer toe vrijwel op zichzelf terugdraait. Later reed ik ook nog langs Monument Valley, wiens iconische buttes het decor vormden voor vele films, van "Stagecoach" tot "Back to the Future 3". Ik heb Monument Valley enkel kunnen zien vanaf de hoofdweg, waarop mijlpaal 13 het beroemde punt markeert waar Forest Gump zijn loop beëindigde. Voor de scenische weg in de vallei zelf was ik te laat: die sluit in het winterseizoen helaas al om half vijf in de namiddag. Erg stom, want het mooiste licht is juist in de late namiddag. Er gelden daar trouwens nog wel meer bizarre regels. Monument Valley is deel van het Navajo reservaat, en je mag er nergens gaan hiken, tenzij je een Navajo gids rijk betaalt om je te vergezellen. Natuurlijk hebben de indianen het in het verleden erg hard gehad, en de reservaten zullen nog altijd wel hun bestaansredenen hebben, ik weet er het fijne niet van, maar dit soort regels lijken me toch gewoon misbruik te maken van de beschermde status om toeristen af te zetten.

Anyway, aan mij hebben de Navajo dus niets gehad, want ik had nog een lange weg af te leggen tot in Cameron. Dit is het laatste dorp voor Grand Canyon Village, en daar trok ik dan ook de volgende ochtend op af. Het was nog verrassend lang rijden vanuit Cameron tot aan de Grand Canyon: een goed half uur tot aan Desert View, met de bekende uitzichtstoren, en een vol uur tot in Grand Canyon Village, waar zich het bezoekerscentrum bevindt, net als de grootste concentratie van uitzichtspunten en wandelroutes. Ik had een erg ambitieuze wandeling in gedachten: via de South Kaibab Trail helemaal naar bededen wandelen, tot aan de Coloradorivier, en vervolgens terug naar boven langs de Bright Angel Trail, goed voor 26 km afstand en 1500 meter hoogteverschil. Vele waarschuwingsborden adviseren nogal streng om niet op een dag helemaal naar beneden en terug naar boven te wandelen, en je kan wel begrijpen waarom: je ziet veel mensen die lustig naar beneden wandelen, met nauwelijks water of voedsel, en dan uitgeput en uitgedroogd geraken bij de klim terug naar boven. De ongewone volgorde, eerst dalen, dan klimmen, maakt het er immers gemakkelijk op om je te mispakken aan je eigen kunnen. Ik achtte mezelf echter ervaren genoeg, en met zes liter water op zak negeerde ik bewust de waarschuwingsborden. Die zes liter was uiteindelijk iets te veel, doch enkel omdat je water kon bijvullen bij de camping beneden en halfweg de klim in Indian Garden. In totaal heb ik die dag bijna acht liter water gedronken, en dan was het nog een redelijk milde lentedag!

De Grand Canyon inwandelen, ook al is het niet tot helemaal beneden, is alleszins de moeite waard. Opnieuw geldt dat je in de canyon een heel andere wereld vindt dan boven op de rand. De South Kaibab Trail geeft je de bredere uitzichten, terwijl de Bright Angel Trail wat meer ingesloten is. De Grand Canyon gaat trapsgewijs naar beneden, in drie grote stappen. De mooiste zichten vind je wat mij betreft op het niveau van de Tonto Trail, bovenop de onderste trap. Hier geraak je niet alleen onder de indruk van de immense grootte van de Grand Canyon (daar verwacht je je uiteindelijk wel aan), maar je vindt hier ook een prachtig kleurenpalet, met het rood van de rotsen, geel van het zand, groen van de planten, blauw in de lucht, en af en toe een blik op de groene Coloradorivier ver beneden... Lager, in de binnenste kloof, heb je niet meer zo'n uitzichten, want de binnenste kloof is zo smal dat je de hogere delen van de Grand Canyon er niet kunt zien. Van beneden heb je dus helemaal geen zicht op hoe hoog de canyon wel is. De mooiste dagwandeling in de Grand Canyon is waarschijnlijk een afdaling langs de South Kaibab Trail tot aan het niveau van de Tonto Trail, die je parallel met de canyon kunt volgen tot aan de Bright Angel Trail, langs waar je weer naar boven kunt. Maar dan kan je natuurlijk niet zeggen dat je helemaal beneden aan de rivier bent geweest.

In de Grand Canyon
In de Grand Canyon. Bekijk een grotere versie van dit panorama.

Ik wandelde dus wel helemaal naar beneden, een al bij al gemakkelijke afdaling over goed onderhouden paden, die mij drie uur kostte. Vervolgens liep mijn route een tijdlang langs de rivier, alvorens de beklimming van de Bright Angel Trail te beginnen. Het eerste deel van de beklimming ging erg moeizaam: beneden in de canyon was het een goede 30 graden Celcius, dus het was meteen zweten en zwoegen voor elke gewonnen meter. Na een schijnbaar eindeloze uitputtingsslag, kwam ik eindelijk aan in de Indian Garden. Een blik op de kaart: 3800 voet hoogte. De Coloradorivier is 2480. De top van de canyon is 6860. Fuck, da's nog maar net 30% van het klimwerk gedaan! Maar verrassend genoeg ging het vanaf Indian Garden veel vlotter. Naarmate je hoger komt, wordt het namelijk flink koeler. Bovendien: hoe hoger je komt, hoe meer toeristen er op het pad zijn; toeristen die een veel minder zware wandeling dan ik deden, maar die desondanks nog veel meer aan het puffen waren, en die ik vlotjes voorbijstak. Dat geeft goede moed, en doet de vooruitgang veel vlotter lijken dan in het eerste stuk van de beklimming, dat ik meestal op mijn eentje moest overwinnen. Na in totaal acht en een half uur wandelen bereikte ik met een tevreden gevoel de rand van de canyon. Daarna stopte ik nog even bij Navajo Point voor een prachtige zonsondergang over de Grand Canyon, met op een gegeven moment zeer schattige rood omrande mini-wolkjes. Met zonsondergangen kan je trouwens niet mis zitten in de South-West. Waar je ook bent, het is een prachtig uitzicht. Kijk maar naar mijn respectievelijke foto's: Utah State Route 128, Arches NP, Monument Valley, Grand Canyon, Bryce Canyon, Zion NP, Death Valley en over de Grote Oceaan. Nooit heb ik zoveel prachtige zonsondergangen achter elkaar gezien!

Zonsondergang
Zonsondergang vanaf Navajo Point

Dag 5 was de eerste rustigere dag van mijn rondreis. Ik bracht hem door in en rond Page, een stad die eind jaren '50 uit het niets ontstond, door de constructie van de Glen Canyon Dam vlakbij. Wie er op het idee gekomen is om in het midden van de woestijn een stuwmeer te maken, moeten ze toch eerst goed gek verklaard hebben, maar het werkt blijkbaar wel. Het stuwmeer, Lake Powell, is essentieel voor de electriciteits- en watervoorziening van de hele South-West, en het waterverlies door verdamping is blijkbaar slechts 2% maximum op jaarbasis. Bovendien trekt Lake Powell vele toeristen aan, door de unieke, surreële combinatie van blauw water in het voor de rest kurkdroge, roodkleurige rotslandschap.

's Ochtends reed ik naar het Paria rangerstation, een 50-tal kilometer buiten Page. Daar vind elke ochtend een loting plaats om tien wandeltoelatingen te verdelen voor The Wave, een afgelegen rotsformatie met golvende ribbels, die een beroemde fotospot is. Slechts 20 mensen per dag mogen er echter heen wandelen. Tien permits worden vier maanden op voorhand verloot. Tien andere toelatingen worden een dag op voorhand verloot onder de geïnteresseerden. Daarvan waren er 72! Dit was, helaas voor mij, met afstand het grootste aantal van het jaar. Een groep van zes kwam als eerste uit de pot, gevolgd door een groep van twee, zodat de meeste plaatsen al meteen weg waren. Vervolgens werden er nog enkele grote groepen getrokken, die dus minder toelatingen konden krijgen dan er leden in hun groep waren, en daarom de toelatingen lieten gaan. Dit gaf mij nog enkele extra kansen, maar uiteindelijk werden alle toelatingen toch verdeeld zonder dat mijn nummer uit de pot kwam. De volgende dag, bij het wegrijden uit Page, deed ik nog een tweede poging om een permit te krijgen. Dit keer was er iets minder belangstelling (een 50-tal kandidaten) en de winnaars waren allemaal enkelingen of duo's, zodat de plaatsen slechts langzaam opgevuld werden en er veel kansen waren om mijn nummer te trekken. Maar opnieuw had ik geen geluk. Vanzelfsprekend ben ik dus geen al te grote fan van het zeer strenge permit-systeem. Blijkbaar vindt ook de plaatselijke bevolking dat de bescherming veel te streng is. Inderdaad werkt het waarschijnlijk zelfs averechts: de zeldzaamheid van de kansen om naar The Wave te gaan, maakt The Wave er beroemder en gegeerder op dan de formatie anders zou zijn. En het is vrij onverantwoord dat men tientallen auto's elke ochtend minstens 50km naar de middle of nowhere laat rijden, om onder hen slechts tien toelatingen voor de volgende dag te verloten. Maar ja, niets aan te doen.

De rest van mijn dag in Page begon ik met een bezoek aan Horseshoe Bend, een spectaculaire ingesneden haarspeldbocht van de Coloradorivier. Ik bleef er rondhangen totdat wolken zouden weggeblazen worden en er mooi zonlicht in de meander zou schijnen. Maar hoewel er een sterke wind stond, en de kliffen 10 km naar het westen en de vlakte enkele kilometers naar het noorden bijna constant in de zon baadden, bleven de wolken toch de hele tijd boven Horseshoe Bend plakken, alsof ze mij aan het pesten waren. Na een tweetal uren gaf ik op. Een bezoek aan Antelope Canyon sloeg ik dan ook maar over: deze smalle canyon is naar verluid op z'n best wanneer de zonnestralen 's mddags de kloof binnenvallen, maar gezien de wolken mij toch aan het pesten waren, liet ik Antelope Canyon maar links liggen. In de plaats bezocht ik de Glen Canyon Dam. Voor mijn aankomst in de VS had ik overal strenge beveiliging verwacht en een obsessie met terrorismebestrijding verwacht, maar tot nu toe was daar nog niets van te merken geweest. De Glen Canyon dam was de eerste (en samen met de Hoover Dam ook enige) plaats op mijn reis waar wel strenge security gold. Op de rondleiding van de Glen Canyon Dam was het ten strengste verboden om beveiliging of terrorisme ook maar ter sprake te brengen; wie het toch deed zou meteen van de tour gegooid worden! De rondleiding was nog wel interessant; gids Curtis ratelde zoveel informatie af dat het moeilijk was om alles te verwerken, maar je kon van hem wel werkelijk alles over de dam te weten komen. Op de beveiliging na dan...

Horseshoe bend
Horseshoe Bend

Goed, de rest van mijn rondreis is voor de volgende keer. Alle foto's vind je alvast in mijn fotoalbums.

Icons from Flaticon.