Blog: Rökkurró en Warpaint, London en Haute-Normandie, Joan Miró en Ayrton Senna...

Woensdag 22 juni 2011, 23:32

Tijd voor een korte opsomming van wat ik de afgelopen twee maanden zoal heb uitgespookt, na mijn terugkeer uit de Verenigde Staten dus, voordat het allemaal voorgoed in de vergetelheid beland.

Op 16 april ging ik naar het concert van de IJslandse band Rökkurró in de Witloof Bar van de Botanique in Brussel (bewijsmateriaal). Hun debuutalbum "Það Kólnar í Kvöld" was, met dank aan Reykjavík-Erasmusser Jan, een van de cd's die we meehadden in de huurauto tijdens de IJsland-reis die ik samen met Bert en Erik deed in april 2010. Alledrie waren we zo verliefd op Rökkurró geworden, dat we nu van het Botanique-concert een kleine reünie maakten. Rökkurró was nu hun tweede album "Í annan heim" aan het promoten. Dit album heeft een wat duisterdere sfeer dan het debuutalbum, maar is daarom niet minder mooi. Live kwam alles zeer goed over: de stem van zangeres Hildur Kristín Stefánsdóttir is simpelweg betoverend. Enkele favorieten uit het debuutalbum passeerden de revue, maar meerderheid van de nummers kwam uit het nieuwe album. Daaronder was ook een primeur: een gloednieuwe live-versie van "Svanur", waarover de band nogal onzeker leek, maar die een van de hoogtepunten van het concert was. Je kon achteraf niemand vinden in het publiek die geen fan was geworden van Rökkurró en de merchandise-stand had dan ook goed te doen. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om beide albums van de band, die anders onvindbaar zijn, aan te schaffen.

Een maand later, terug in Leeds, had ik de gelegenheid om nog een van mijn favoriete bands van het moment aan het werk te zien: Warpaint, een meiden-viertal uit Los Angeles die progressive art-rock maken (whatever that means) en wier album "The Fool" wat mij betreft hét debuut van 2010 was. Toen ik in december Warpaint ontdekte, moest ik tot mijn frustratie vaststellen dat ik net een optreden van hen in de Brudenell Social Club had gemist. De Brudenell Social Club is een van de hipste concertzalen van Leeds en is een plek waar je wel vaker bands aan het werk kunt zien, vlak voor hun grote doorbraak. Met Warpaint was ik er helaas te laat bij. Maar de Sint kwam vroeg dit jaar, want Warpaint kwam na nauwelijks een half jaar al terug naar Leeds, nu in de grotere zaal van de Leeds Met Student Union. Voorprogramma was de Nieuw Zeelander Connan Mockasin en zijn groep, die enkele sterke The Cure-achtige gitaarlijnen brachten, maar voor de rest was het een bevreemdende kakofonie. Even kreeg ik hoop toen er een traditioneel opgesmukte Japanse dame op het podium verscheen, maar in plaats van geschifte chants te doen à la Satomi Matsuzaki van Deerhoof, deed deze Japanse niet meer dan met haar waaier zwaaien, en af en toe ongeïnspireerd op een houtblokje kloppen. Maar dan Warpaint, dat was wel de moeite! De hele zaal werd volledig in de ban geslagen door het intense optreden van de vier straffe dames, en door de unieke, intrigerende muziek die zij creëren. Naar het einde van het optreden toe viel de frisse wind een klein beetje stil, en werd duidelijk dat Warpaint nog een beginnende band is met een beperkt repertoire, dat tijdens het optreden misschien een beetje te lang werd uitgerekt. Over de genialiteit van dat repertoire kan echter geen twijfel bestaan, en dankzij een verbluffende bis-ronde met onder andere een intieme solo-versie van "Baby", kreeg Warpaint op het einde een welverdiend overweldigend applaus.

Eind mei ging ik naar Londen voor een reünie met vijf klasgenoten van mijn jaar in Cambridge, waaronder ook twee huisgenoten van in Darwin College. Dat was ook het weekend van de Champions League finale, en dat heb ik geweten. Zaterdag rond de zessen was ik met de Underground op weg naar een pub om met de anderen de wedstrijd te bekijken. Bij het overstappen in Baker Street volgde ik braaf de aanwijzingen voor Hammersmith & City Eastbound. Zo kwam ik terecht op een perron waar ik in een trein geleid werd, die propvol was met zingende Manchester United supporters. Die trein bleek een Metropolitan Line trein te zijn, die mijn ontvoerde richting Wembley, helemaal de verkeerde kant uit. Aldus moest ik me in het volgende station door een bende grote, ruige, reeds half-dronken United-supporters wringen om uit de wagon te geraken... Was ik zelf naar de match onderweg geweest, dan had ik ongetwijfeld van de sfeer genoten, maar nu in mijn help-waar-ga-ik-nu-heen?-paniek was er weinig leuks aan.

Eerder die dag was ik in Windsor de toerist gaan uitgangen, oorspronkelijk met het idee om het koninklijk kasteel te gaan bezoeken, maar aangezien er nogal aan wachtrij stond voor de ingang, ging ik eerst maar wat wandelen in het Windsor Great Park. Uiteindelijk wandelde ik zo lang dat het bezoek aan Windsor Castle er niet meer van is gekomen. Opmerkelijkste deel van die wandeling: de 4,5 km lange, kaarsrechte voetgangerslaan genaamd "The Long Walk", die tussen Windsor Castle en The Copper Horse, een groot standbeeld van George III te paard, loopt. Een andere merkwaardigheid bevindt zich aan de andere kant van het park: een aantal Romeinse ruïnes, 200 jaar geleden daar geplaatst onder opdracht van de latere koning George IV, die blijkbaar vond dat er te weinig ruïnes in Engeland waren, en dus een aantal authentieke ruïnes als 'geschenk' liet overbrengen vanuit Libië!

The Long Walk
The Long Walk

In Londen bezocht ik ook de retrospectieve van de Catalaanse kunstenaar Joan Miró in Tate Modern, een bijzonder boeiende tentoonstelling van begin tot eind: vroege boerderij-schilderijen, vervolgens steeds abstractere, surrealistischere doeken, de Barcelona-serie, de Constellations-serie, de gigantische tryptichs, de verbrande canvassen (met een fantastische making-off video)... Ik ben meteen een grote Miró-fan geworden.

Begin deze maand trok ik naar Frankrijk, om in Parijs deel de nemen aan een workshop over "randomness and computability"; een vrij kleine meeting, maar erg specifiek over mijn onderzoeksonderwerp, en derhalve erg nuttig. Het was ook een gelegenheid voor mij om zelf over mijn werk te spreken met enkele van 's werelds knapste koppen in de berekenbaarheidstheorie. En natuurlijk nam ik ook van de gelegenheid gebruik om een beetje de toerist uit te hangen in Frankrijk, het land van de boulangeries, crêperies en het impressionisme, maar ook het land waar Affligem eigenaardig genoeg het enige fatsoenlijke bier is dat je ergens kunt krijgen, en waar de Eurostar-terminal een trou à merde is.

Anyway, aangezien ik vorige zomer al negen dagen in Parijs was, koos ik er nu voor om een weekendje te geen CouchSurfen in Rouen. Rouen is gelegen langs de Seine, tussen Parijs en de monding in Le Havre. Rouen is de stad waar Jeanne d'Arc in 1431 op de brandstapel werd gezet. Jeanne d'Arc was met zelfverklaarde goddelijke inspiratie de succesvolle leidster geworden van de Fransen in de Honderdjarige Oorlog tegen de Engelsen en Bourgondiërs, niet slecht voor een tienermeisje. Uiteindelijk werd ze door de vijand gevangen genomen en ter dood veroordeeld, officieel wegens godslastering (onder andere het dragen van mannenkleren), maar met als onderliggende motivatie het verzwakken van de reputatie van de Franse koning Karel VII, die zich garant had gesteld voor de devotie van Jeanne d'Arc. In ieder geval, ze kwam dus in Rouen, toentertijd de hoofdstad van bezet Frankrijk, aan haar einde. Hoewel is de band van Jeanne d'Arc met Rouen dus nogal macaber is, is men 570 jaar later schijnbaar bijzonder trots op die band, want Jeanne d'Arc is alomtegenwoordig in de stad.

Rouen is ook beroemd voor de kathedraal, met erg verschillende torens in diverse bouwstijlen, die het onderwerp was van een beroemde reeks schilderijen van Claude Monet. (Een ervan zag ik twee maanden terug nog in het Getty Center in Los Angeles.) Nabij de kathedraal heb je de Gros-Horloge, een astronomische klok waarop het uur wordt aangewezen door een schaap, het symbool van Rouen. Het originele mechanisme van de Gros-Horloge bevind zich in het aanpalende belfort. Dit mechanisme uit 1389 werkte meer dan 500 jaar onafgebroken en men beweert dat het nog steeds in perfecte staat is, maar toch vertrouwt men al sinds 1929 op een elektronisch mechanisme om de klok aan te drijven.

Rouen leed behoorlijk wat schade in de Tweede Wereldoorlog, maar het middeleeuwse karakter van het stadscentrum is gelukkig nog goed bewaard gebleven. Dat kan niet gezegd worden over Le Havre. Le Havre was in 1945 de meest verwoeste stad van Frankrijk, en moest vanaf nul weer opgebouwd worden. Die taak werd opgenomen door architekt Auguste Perret. Hij plande het nieuwe stadscentrum, overwegend gebruik maken van beton, omdat de heropbouw zo snel mogelijk zou kunnen gebeuren. Perrets geplande stad, met z'n rechte boulevards en betonnen flatgebouwen, is nu UNESCO werelderfgoed. Omwille van het historische belang, neem ik aan, want om esthetische redenen kan het absoluut niet zijn. Ik was dan nog in Le Havre op een regenachtige zondagnamiddag, zodat de grijze straten er als doods lagen. Gelukkig was er nog het piekfijne Musée Malraux om wat schoonheid te bieden aan mijn uitstap naar Le Havre. Het museum is vooral gekend voor een aantal belangrijke impressionistische werken, van onder andere Claude Monet, Pierre-Auguste Renoir, Camille Pissarro, en meer dan honderd werken van Eugène Boudin. Ik had bovendien het geluk dat ik juist binnenkwam op het moment dat er een boeiende gratis rondleiding begon. Een dikke aanrader, het Musée Malraux.

Ook Rouen heeft overigens een Musée des Beaux-Arts, met een veel grotere en gevarieerdere collectie dan het Musée Malraux, al vond ik de kwaliteit in Rouen in het algemeen niet zo hoogstaand. Maar de impressionisme-liefhebber in mij kwam in het Musée des Beaux-Arts toch ook aan zijn trekken, met topwerken van Monet, Pissarro, Sisley, Renoir. De collectie van portretschilder Jacques-Émile Blanche vond ik eveneens fantastisch. Twee andere random verrassingen maakten het bezoek aan het museum nog memorabel. Ten midden van middeleeuwse wandtapijten bevond zich een originele gotische graafmachine van de Vlaamse hedendaagse kunstenaar Wim Delvoye. En in een tijdelijke tentoonstelling van de fotograaf Darren Almond, trof ik zowaar een foto aan van het Ribblehead Viaduct in mijn geliefde Yorkshire Dales.

In Parijs had ik niet zoveel tijd voor mezelf. Wel bezocht ik in het Grand Palais de gigantische bubbels van Leviathan, een werk van de Indische kunstenaar Anish Kapoor. Verder ontdekte ik tijdens een willekeurige zwerftocht de Église Saint-Augustin, een imposante 19de eeuwse kerk. Wat een verschil met pakweg de Notre Dame of de Sacré-Cœur! In de Église Saint-Augustin werden de toeristen in aantal overtroffen door de godsvruchtige mensen die er werkelijk waren om te bidden; er was zelfs een vrouw die al biddend op haar knieën de hele middenbeuk door naar het altaar schuifelde. Het is eigenaardig dat deze kerk niet meer gekend is, want ik vond het een van de boeiendste gebouwen van Parijs.

Terug in Leeds, was het tijd om nog eens naar die cinema te gaan, maar bepaal het fantastische onafhankelijke Hyde Park Picture House, dat binnen drie jaar haar honderdste verjaardag viert! Ik bekeek er de geprezen nieuwe documentaire "Senna", over de Formule 1-coureur die op tragische wijze om het leven kwam, net voordat ik zelf de Formule 1 begon te volgen. De legendarische carrière van Ayrton Senna is me niettemin goed bekend en de meeste race-fragmenten in de film had ik dan ook al herhaaldelijk gezien. Het uitgebreide knip- en plakwerk dat men met die race-fragmenten en de bijhorende commentaar gedaan had, stak me trouwens een beetje tegen. De kracht van "Senna" zit hem echter in de beelden van achter de schermen, velen zeldzaam of nooit eerder gezien. Onder de hoogtepunten zijn enkele bijzonder grappige televisieoptredens van Senna, en ook van een flirtende Alain Prost, en de boeiende beelden van enkele geladen drivers briefings in volle Senna-Prost-Ballestre vijandigheid. Gedurende de documentaire leer je het gezicht van Senna zo goed kennen, dat je er op den duur letterlijk de emoties van kan aflezen. Tijdens het laatste deel van de documentaire, met de fatale Grand Prix in Imola en Senna's begrafenis, wordt het gemoed een stuk zwaarder. Die begrafenisplechtigheid wordt trouwens zeer pakkend getoond in de documentaire. "Senna" is dus de moeite waard voor Formule 1-liefhebbers zoals ik, maar ook autosportleken blijken zeer geboeid te geraken door "Senna". Een aanrader voor iedereen, dus.

Voilà, nu is iedereen weer op de hoogte en kan ik weer van de Britse zomer gaan genieten:

Zomer in Engeland
Brits zomerweer

Icons from Flaticon.