Blog: Dodentocht

Vrijdag 26 augustus 2011, 12:27

10000 mensen staan elk jaar in Bornem aan de start van de Dodentocht, een wandeling van 100 km die binnen de 24 uur moet afgelegd worden, zodat er geen tijd is voor slaap of lange pauzes. Dit jaar stond ik ook aan de start, samen met Andy en Warren die uit Leeds waren afgekomen om de uitdaging aan te gaan. Waarom? Goh. Na 90 km stond er iemand langs het parcours de lijdende wandelaars te treiteren dat we dit vrijwillig, voor het plezier deden. Ons gevoel voor zwarte humor had de 90 km gelukkig nog net overleefd, maar het plezier was al lang verdwenen. Maar plezier is dan ook niet wat je ertoe aanspoort om die pijnlijke laatste 10 km nog af te leggen; dat gaat op pure wilskracht, om toch maar de eigen grenzen te verleggen en zo de zure voldoening van een succesvolle Dodentocht te kunnen proeven. Aldus strompelden we om half negen zaterdagavond over de eindstreep, aangemoedigd door supporters die, al sinds de aankomst opende in de vroege ochtend, staan te applaudisseren, al even onvermoeibaar als de wandelaars zelf. De ananas die iedere wandelaar traditioneel als beloning krijgt aan de aankomst, bleef achterwege wegens een mislukte ananasoogst, en we moesten ons tevreden stellen met een gladiool. Maar ach, dat kon ons al lang niets meer schelen.

23 uur en 5 minuten eerder, op vrijdagavond, stonden we aan de start. Voor de start was er al een probleem bij de bagagedienst, waar je een rugzak kunt afgeven die dan voor jou naar het halfwegpunt en weer terug wordt gebracht. Daar stond echter een gigantische file (schijnbaar hadden ze computerproblemen gehad) en om op tijd aan de start te kunnen staan, heb ik mijn rugzak dan maar niet afgegeven, gelukkig had ik sowieso niet al te veel bij. Het was de enige smet op een voor de rest perfecte organisatie. (Sommige wandelaars hadden problemen met hun tracking-chips, maar daar hadden wij geen enkele last van.) Sowieso stonden we echter redelijk achteraan in het peloton van 10000 wandelaars. Om vooraan te staan moet je er al vele uren op voorhand beginnen aanschuiven. Dat hadden we er niet voor over, maar achteraan staan is wel frustrerend. De Dodentocht startte op één minuut na negen (een minuut stilte voor de wandelaar die vorig jaar was gestorven), maar waar wij stonden gebeurde er juist niets. Na een kwartier begon de massa eindelijk langzaam naar voren te strompelen, en pas een vol half uur na het startschot konden we eindelijk de startlijn overschrijden. En dan zit je nog gevangen in een dicht pak van wandelaars, een pak dat over de volgende 24 uur slechts druppelsgewijs zou uitdunnen. Zelfs in de volgende namiddag, toen vele deelnemers al opgegeven hadden en de rest zich over tientallen kilometers had uitgespreid, zouden we nooit alleen lopen, in tegendeel, er waren weinig momenten waarop we niet minstens 50 andere wandelaars in het zicht hadden. Ik had nooit geweten dat 10000 zó'n groot getal is.

In ieder geval, een goed getimede ziekenwagen, die zicht net voor ons door de wandelaars moest wringen, maakte in de eerste kilometer gedurende een halve minuut handig de baan voor ons vrij, maar in de volgende uren moesten we ons vaak lange tijd aanpassen aan het tempo van de massa. Dat leek frustrerend traag te gaan, maar volgens de telemetrie haalden we hier, ondanks de overweldigende drukte, toch een snelheid van 6,5 km/u, een tempo dat we later niet meer zouden evenaren. Later geraakten Andy, Warren en ik elkaar nog even kwijt, zodat we tijd verloren en nog verder achterin het pak belandden dan voordien. Eerder per toeval vonden we elkaar dan toch terug, en de rest van de Dodentocht deden we helemaal samen.

De eerste 17 kilometer is een plaatselijke lus rond Bornem, langs Weert en Branst. Alle wandelaars zaten hier nog fris, en her en der werden er zuipliederen aangehoffen. Maar de meest fantastische sfeer kwam van langs de kant van de baan. In elk café was er een groot feest aan de gang, waar alle wandelaars met plezier in betrokken werden, al was het maar voor 20 seconden. Ook buurtbewoners spaarden geen moeite en zetten overal privé-discotheken op in hun voortuinen, met uptempo liederen om de wandelaars opgewekt te houden. Bij de doortocht in Bornem was het feest daar ook nog in volle gang. Een vrijwilligster die een oversteekplaats op het parcours bewaakt, klaagde dat iedereen wel medelijden heeft met de wandelaars, maar dat niemand aan haar denkt, zij die daar al uren staat de staan, dat weegt ook best op de beentjes. Tijd om haar te bedanken was er echter niet, er was nog een lange weg te gaan.

Dan verlieten we Bornem, niet echt beseffend dat het 82 kilometer ver is eer we het dorp terug zouden zien, en hoe ver dat echt wel is. De sfeer bleef er nog een tijd goed in zitten, met random entertainments, zoals een fanfare die om twee uur 's nachts, in the middle of nowhere, een nummertje aanzette. Langzamerhand ging de wereld dan toch slapen, en werd het echt nacht. De zaklamp en reflecterende vest, waarop de organisatie aandringt, waren nooit nodig; de wegen waarop 's nachts gewandeld wordt, zijn volledig verkeersvrij, en ook op de niet verlichte stukken zorgden de volle maan en de Vlaamse lichtvervuiling voor voldoende zichtbaarheid. Aan de start werden ook rood licht gevende oortjes uitgedeeld, zodat er voor ons steeds een mooie sliert van rode lichtjes te zien was, die het parcours uitstippelde. (Ik had aan de start geen van die onnozele oortjes aangenomen, maar aangezien je ze gemakkelijk kwijtgeraakt aan dankbare toeschouwers, was mijn terughoudendheid eigenlijk onterecht.) Het echte probleem van de nacht is echter niet praktisch, maar wel psychologisch. Je lichaam vindt het tijd om te gaan slapen, zeker tijdens de laatste uren van de nacht, wanneer het er stil is geworden langs het parcours. Op het stuk tussen Ruisbroek en den Duvel in Breendonk kreeg ik het voor het eerst lastig. De bevoorradingspost in Breendonk (dit jaar aan de Klimax klimmuur, niet in de Duvel zelf) had gelukkig een magische soep, en kort nadien begon het terug licht te worden. Om twintig voor acht kwam ik dan ook met nog redelijk goede moed aan in de Palm (halfweg!) waar een spaghetti bolognese goed smaakte als ontbijt.

In de tweede helft hadden we allemaal onze eigen ups en dows. Met z'n drieën moet je vaak een beetje op elkaar wachten, en we bleven soms langer in de bevoorradingspost plakken dan ik zelf nodig had. Maar uiteindelijk geef je elkaar ook voldoende steun om dat te compenseren. Zelfs zonder een woord te zeggen, gewoon het besef dat je er niet alleen voor staat, en dat je voor de groep de goede moed er moet inhouden, helpt veel. Ikzelf vond bijvoorbeeld tussen Merchtem en Buggenhout een tweede adem (die spaghetti die verteerd werd?), waarmee ik ook Andy en Warren vooruit trok. Daarna probeerde de vermoeidheid eventjes zich meester te maken van mij, maar een erg zware regenbui, rond 1 uur zaterdagmiddag, zorgde feitelijk voor een welgekomen opfrissing. De regen wordt verantwoordelijk gehouden voor het vrij lage aankomstpercentage van deze Dodentocht (58%), maar dankzij goede regenkledij had ik eigenlijk geen last van de regen op zich. Wel was het flink balen dat er in de controlepost van Opdorp, toen de regen op z'n sterkst was, geen enkel schuilplekje te vinden was. En de regen zorgde er ook voor dat een aantal onverharde paden werden omgetoverd in erg moeilijk begaanbare modderbaden, die extra eisen stelden aan onze zo al erg lege energievoorraden.

Nog een nadeel van de regen was dat er nogal weinig toeschouwers langs de kant van de baan stonden. Natuurlijk zal je op zaterdag nooit zo'n sfeer krijgen als op vrijdagavond, wanneer het hele peloton nog bij elkaar zit. Maar een beetje extra aanmoediging had geen kwaad gekund, om de eindeloze zaterdag door te komen. Want hier wordt je je er echt van bewust hoe lang een kilometer eigen wel is, laat staat 100 ervan. Al maar goed dat er niet om de kilometer borden staan met de afgelegde afstand, dat zou pas ontmoedigend werken.

Zo kregen de voeten blaren, de spieren doen pijn, maar we moesten gewoon verder wandelen. Veel gepraat werd er niet meer. Een babbel zou wel deugd doen, maar je bent gewoon te vermoeid om nog nieuwe gespreksonderwerpen te verzinnen, laat staan om de moeite te doen om met wildvreemde deelnemers een gesprek aan te knopen, hoewel je toch vaak dezelfde gezichten voorbij wandelt: mensen die iets trager wandelen maar minder lang in de checkpoints spenderen, of andersom. Het lijkt alsof je je benen vooruit aan het slepen bent en dat je geen enkele vooruitgang meer maakt, maar uit de tracking blijkt tocht dat we ook op het einde nog een zeer respectabele snelheid haalden van 4,5 km/u. (Normaal gezien was er na elke scanning ook een bevoorradings- en rustpost, zodat de snelheden van de tracking niet altijd indicatief zijn, maar in de laatste post was de scanning achter de bevoorrading, zodat het laatste traject de werkelijk gewandelde snelheid aangeeft, en die was 4,6 km/u.) Ongelofelijk hoe je als wrak toch nog zo'n snelheden kunt aanhouden.

Aangekomen! Gladiool in de hand, en ook een diploma, een medaille, een speciaal voor de Dodentocht gebrouwen flesje bier... En een uitnodiging voor volgend jaar. Nóg een Dodentocht, auw, neen, zo zot ben ik niet. Maar moet je weten, nu, al schrijvend over mijn ervaring, begint het alweer te kriebelen. Eigenlijk was het toch wel een fantastische 24 uur, niet? Of is mijn geheugen hier wel heel selectief te werk gegaan?

Na de Dodentocht

Eens de eindstreep gepasseerd, moet het plots niet meer, mag er gestrompeld worden aan een slakkengang richting pendelbus, die ons naar de parking bracht.

Na de Dodentocht

Mama was gelukkig afgekomen om het stuur te nemen, zodat wij al in de auto rustig konden slapen. Nog geen seconde waren we ingestapt, of het begon pijpenstelen te regenen. Daar waren we gelukkig nog net aan ontsnapt!

De volgende dagen waren Andy en Warren nog te gast bij mij in Aarschot, waar we konden recupereren en de toerist uithangen. Een hoogtepunt was de zeer geslaagde kaarsjesverlichting:

Sint-Rochusverlichting Aarschot

Icons from Flaticon.